Ik weet niet waarom ik mijn portret wil maken. Ik ken mezelf nauwelijks. Als er alleen sprake was van het uiterlijk, hoefde ik maar voor een spiegel te gaan zitten om mezelf nauwgezet te beschrijven. Maar er bestaan geen spiegels voor ons binnenste. Ik begin gewoon en zie wel waar het schip strandt. Zij krijgen er mij op geen enkele manier toe wanneer ik niet wil, want ik ben onuitstaanbaar eigenwijs.
Moet ik al het lelijks over mezelf zeggen dat ik weet? Ik zal dat maar liever aan anderen overlaten. Heel wat mensen zullen die taak met genoegen op zich nemen. Ik ken misschien maar de helft van mijn slechte eigenschappen. Hun portret van mij zal stellig beter lijken. Met het scherpe oog waarmee men mijn fouten bespeurt, kan men dan ook mijn goede eigenschappen ontdekken, zodat ik over het geheel genomen gelukkig ben met feedback.
Moet ik mezelf prijzen? Dat is beslist van alle bezigheden degene waarvoor ik het minst voel. Ik geef toe, dat ik de deugd bewonder en dat ik hoop zo min mogelijk van haar pad af te dwalen. Maar helaas ben ik tot nog toe niet veel verder gekomen dan bewondering! Mijn temperament maakt mij tot een tegenstander van de algemeen aanvaarde opvatting dat men beter een middelmatig origineel dan een goede kopie kan zijn.
Zo lang ik me kan herinneren heb ik altijd geprobeerd grote voorbeelden uit te kiezen en die dan ook zo goed mogelijk na te volgen. Ik zelf ben mijn hele leven door anderen als voorbeeld genomen. Mocht ik in de liefde ooit lichtzinnig zijn geweest, dan acht ik mezelf toch maar voor de helft schuldig. Ik heb het volmaakte gezocht.