Een bijzondere gebeurtenis van nationaal belang was de afsluiting van de Zuiderzee. Reeds in 1882 presenteerde ingenieur C. Lely zijn plannen die voorzagen in de drooglegging van de binnenzee. In de troonrede van 1913 sprak koningin Wilhelmina: ‘Ik acht de tijd gekomen om de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee te ondernemen’. Een belangrijke eerste stap in die richting was een dijk tussen Noord-Holland en Friesland. Deze klus had wellicht wat langer op zich laten wachten als de springvloed van 1916 niet op zoveel plaatsen dijken had gebroken. Elders woedde de Eerste Wereldoorlog en in alle regio gelegerde soldaten kwamen helpen de dijken te dichten. Alles wat voorhanden was werd gebruikt, tot een kar met hooi aan toe.
Op 28 mei 1932 was het zover. Terwijl de minister van financiën boven op de bijna voltooide Afsluitdijk stond te oreren over de zegeningen van het van de kaart vegen van de Zuiderzee, trok een ‘ansjovislawine’ door de laatste opening om de geboortegrond, het Muiderzand, te bereiken. Dramatisch is de beschrijving daarvan in ‘Ooggetuigen’ van Geert Mak: ‘Inmiddels gaf een ingenieur het teken tot het voltrekken van het vonnis. Grijpers met vuile grijze modder gevuld, braakten hun inhoud over de zilverstroom leeg. Terwijl de sirenes en stoomfluiten gilden, en enige honderden, die van het drama getuigen waren, juichten, wekte het bij enkele aanwezigen een geheel andere ontroering en was het alsof dit gedaan werd om het gekerm van de arme vissen te overstemmen’. Vast stond dat het ecosysteem van het IJsselmeer volledig zou veranderen.