De diversiteit van het gebruik van de bodem door de eeuwen
heen en het huidige landschap van Twente hebben hun oorsprong
in verschillende geologische perioden. Tijdens het Tiras
werden de zoutafzettingen gevormd en tijdens het Piloceen
de zeekleiafzettingen. Het landschap zoals we dat nu kennen
begint in het Saalien. Dat is de koude periode van driehonderdduizend
tot honderddertigduizend jaar geleden tijdens het Pleistoceen.
Door het dal van de Regge en de Dinkel baande zich
het landijs (uit Scandinavië) langgerekte lobben. Zo werden er
heuvelruggen opgestuwd. Toen het landijs was gesmolten bleef
dikke en nauwelijks waterdoorlatend grond achter bestaande
uit keien, grof zand en keileem. Op de hellingen ontstonden
erosiedalen, terwijl in de lager gelegen dalen smeltwaterstroompjes
zorgde voor een sterke afwisseling van hoge en lage gronden.